“Zwemmen of verzuipen”, heb ik geleerd. Of aangenomen als waar, dat is misschien een correctere weergave van hoe het is gegaan.
Dus als er geworstel is, dan wil ik doen. Dan voelt het alsof actie de enige weg naar rust is. Maar juist dan zit ik er zó naast. Want “zwemmen of verzuipen” is een leugen. Of op zijn minst een misverstand.
Want ik ben niet aan het verdrinken in het gedoe van wat ik mijn leven noem. Dat voelt alleen maar zo. En dat voelen? Dat is pure denk-acrobatiek. Ik geef je graag een inkijkje in mijn afgelopen week.
Er was een telefoontje. Of ik naar mijn ouderlijk huis wilde komen want Pappa was erg ziek. Dat was geen onverwacht nieuws, overigens. Ik appte de mensen waar ik die dag een afspraak mee had om te vertellen dat ik er niet zou zijn en of ze alsjeblieft een nieuwe afspraak wilden maken. Ik pakte wat kleding, zette de voermachine van de kat aan, controleerde zijn water en stapte met Shift-hondje Olly in de auto. Dat was geen zwemmen noch verzuipen. Het was meer een soort golfsurfen. “Riding the waves” terwijl ze plaatsvonden.
In de dagen daarna waren er gesprekken met moeder, broer, schoonzus en zorgverleners. Er was een ambulance waarin ik meereed. Er was een kamer in een hospice die ik gezellig probeerde te maken met persoonlijke spulletjes. Ik kocht een plant voor op die kamer. Ik at. Ik sliep. Ik wandelde met Olly. Ik luisterde naar mijn moeder, poogde mijn vader gerust te stellen en probeerde de ondoorgrondelijke wereld van het digitale zorgdossier binnen te dringen. Allemaal golven waar ik moeiteloos op surfte.
Tot er gedachten kwamen over dingen die niets met die, op dat moment huidige, realiteit te maken hadden. Gedachten over de driedaagse van het weekend na dat telefoontje. De inschrijfpagina voor de vernieuwde Facilitator Opleiding die nog niet af was. Het webinar dat ik wilde geven maar waar ook nog niemand zich voor in kon schrijven omdat het alleen nog maar een gedachte was. Of mijn moeder het straks, als ze alleen zal zijn, wel aan zal kunnen.
Mét die gedachten, die als het ware over de werkelijkheid heen werden gelegd, kwamen onrust en angst op. Die onrust en angst wakkerden op hun beurt meer onrustig denken aan mét alle ongemakkelijke gevoelens die daarbij horen. Het waren allemaal gedachten die over ‘ik’ gingen, trouwens, waar dat rotgevoel door ontstond. Dat ongemak leek een seintje te zijn om heel hard te willen zwemmen zodat ik niet ten onder zou gaan in dat donkere water.
Ik bedacht een lange lijst van dingen die ik moest doen. Onmiddellijk moest doen want anders zou het te laat zijn. Daar had ik het heel druk mee. Vooral in mijn hoofd maar ik deed ook een paar pogingen om items van mijn lange lijst in mijn hoofd af te kunnen vinken. Bij voorkeur ’s avonds om half 12 (en was verbaasd dat ik zo moe was).
En het grappige – en daar zit wat mij betreft het inzicht: ondertussen ging het golfsurfen gewoon door. Voor het leven dat zich in het moment aandiende, was geen bijzondere inspanning nodig. Daar waren nu en dan emoties maar die waren moeiteloos. Ik bewoog, deed en sprak (soms met tranen in mijn ogen en een brok in mijn keel) en dat was misschien niet allemaal even leuk, maar prima te doen. Het “zwemmen of verzuipen” bestond alleen bij de gratie van onzekere gedachten over mijn mogelijke tekortschieten en -komen in een zelfverzonnen toekomst.