Ik maak een wandeling in Schotland. Langs de weg ligt veel afval. Plastic flesjes, zakdoeken en etensbakjes. De gedachte ‘mensen zouden geen afval uit hun auto moeten gooien’ komt op en ‘dat doe je toch niet?’ Bijna zou ik me erover opwinden, maar ik realiseer me, omlaag kijkend, dat de waarheid is: mensen doen dat. En daar verandert die gedachte van mij niets aan; die geeft mij slechts een geïrriteerd gevoel. Wat ik kan doen, is wat rommel opruimen of bijvoorbeeld een actiegroepje oprichten dat voor schonere bermen in Schotland strijdt, mocht ik dat willen. Die keuze heb ik en dat zou iets teweeg brengen in de buitenwereld. Een negatieve gedachte treft alleen mezelf; ik vecht met de werkelijkheid, met wat er is. Zwerfafval in dit geval.
‘Mensen zouden geen afval uit hun auto moeten gooien.’ Misschien. Maar de werkelijkheid is dat ze het doen, en voor mijn eigen gemoedsrust is het beter dat ik het feit accepteer. Dan kan ik natuurlijk altijd nog kiezen er iets aan te doen. Zonder stress, maar wel effectief. Morgen neem ik een vuilniszak mee.