“Komt goed!” roep ik wel eens, en dan gaat dat in mijn geval over iets wat (even) geregeld moet worden. Een mail moet worden verstuurd, een boodschap gedaan of een stukje geschreven. Er is iets te doen, er wordt iets van me gevraagd en ik voorspel, alsof ik een volleerd en gediplomeerd waarzegster ben, dat ik dat wel voor elkaar krijg. Het lijkt dan alsof het openstaan van de opdracht ‘niet goed’ is, en dat we pas met een gerust hart verder kunnen als en zodra de opdracht vervuld is. Het is weer ‘goed’.
Vaak gebruiken we die uitdrukking ‘het komt goed’ ook om onszelf en elkaar te sussen. Vrienden en vriendinnen leggen elkaar een waargenomen probleem of obstakel voor en de ander slaat een arm om je heen (of knikt je in deze tijden bemoedigend toe van anderhalve meter afstand) en verzekert je dat het probleem wel zal worden opgelost of het obstakel zal verdwijnen. Ouders stellen hun kinderen gerust met ‘het komt goed’ bij een kinderverdrietje waarvan zij weten dat het snel weer overgaat en puberperikelen die zij zichzelf herinneren als tijdelijke dips. “Het komt wel goed, kind”. En dat is natuurlijk ook altijd zo. Er komt altijd weer een nieuwe gedachte, een frisse ervaring, een ander perspectief of de vergetelheid (desnoods van de dood). Maar of dat de ‘gewenste’ richting op is, kunnen we niet voorspellen.
Ook in het kader van wat er nu in de wereld speelt, een virus, gebruiken sommigen van ons wellicht de ‘het komt goed’ mantra. Als tegenhanger van de doemscenario’s die eveneens rondzingen. En hierin maken we dan dezelfde beweging. We kiezen een kant die de ‘goede’ zou zijn en wijzen de andere af. We roepen “’t komt goed’ als een soort bezwering of uiting van optimisme. Niets mis mee, en doe in elk moment vooral wat jou logisch lijkt, qua praktisch (niet) handelen, maar kijk ook even verder.
Tegenwoordig realiseer ik me wat we dan eigenlijk zeggen. ‘Het komt goed’ houdt in bijna alle gevallen in dat we willen, en vast voorspellen, dat de dingen gaan zoals wij dat wensen. Dat het leven zich afspeelt in de richting van het vervullen van onze verlangens. Iets krijgen of ergens vanaf komen. Het is ‘goed’ als het probleem verdwenen is. Het is goed wanneer de situatie verandert op een manier die wij voor ogen hebben. Het is goed zodra de ziekte voorbij is. Het is goed als het gewenste resultaat bereikt wordt. Het is goed als het leven zich aan onze agenda houdt.
Zo blijven we naar de wereld van de tijdelijke vorm kijken en die verantwoordelijk houden voor hoe we ons voelen (of voor hoe we denken dat de ander zich voelt). Vertrouwen hebben in het idee dat dingen (weer) ‘goedkomen’ in de vorm klinkt goed, en mag natuurlijk, maar het is je huis op drijfzand bouwen.
Wie erop vertrouwt dat ‘het goed komt’ en daarmee doelt op een bepaalde uitkomst in de vorm, zal in een levenslange hordeloop terecht komen, rennend in de richting van en verlangend naar een toekomstig moment. We vertrouwen dan namelijk steeds op een vorm die illusoir en veranderlijk is. Hetzelfde doen we als we, in het kader van de uitspraak ‘het komt goed’ vertrouwen op onszelf, als je daarmee tenminste (iets in) het aardepakje bedoelt. Iets persoonlijks. Een karaktertrek als doorzettingsvermogen, een eigenschap als intellect, een vermogen als veerkracht; ook dit zijn immers allemaal illusoire en veranderlijke ervaringen.
Het alternatief? Realiseer je dat het al goed IS. Perfect zelfs. Dit, hier, nu, altijd. Omdat het simpelweg een tijdelijke beweging / menselijke ervaring is. En het ultieme vertrouwen wordt gevonden in het besef van wat permanent en onpersoonlijk aanwezig is. Onze ware natuur. De achtergrond waartegen het zich allemaal afspeelt, the good, the bad and the ugly.
Image by Selling of my photos with StockAgencies is not permitted from Pixabay