Het verwondert mij steeds weer dat we als westerse mens zijn gaan geloven dat we zonder een angstige gedachte als drijfveer niet bewegen. Niet veranderen. Niet ingrijpen. Niets ‘bereiken’.
Ik herinner me de periode dat mijn kind weigerde te eten en het label ‘anorexia’ kreeg. Het feit dat ik over het algemeen genomen redelijk rustig bleef omdat ik destijds enigszins begon te begrijpen hoe de menselijke ervaring in elkaar steekt, werd door omstanders en instanties gezien als ‘kop in het zand steken’. Je werd als ouder geacht minimaal wakker te liggen over het gedrag van je kind, zeker als het zo gierend uit de hand dreigde te lopen als bij dit kind. Men had ‘ernstige zorgen’ en verwachtte dat ik die toch in ieder geval deelde en er mijn eigen zorgen bovenop gooide. Mijn vraag of je bezighouden met al die stressvolle gedachten en gevoelens het feit zouden veranderen dat het kind niet at of helderheid en inzicht zouden opleveren, werd niet begrepen. Hetgeen logisch is als je vanuit het huidige wereldbeeld (buitenste binnen) opereert.
Een vriendin kreeg een tijdje later te maken met de vermissing van haar dochter. Ook zij liet zich niet meesleuren met alle paniekgedachten die ontstonden en ook zij hechtte meer waarde aan haar helderheid. Ze kreeg te maken met verwijten, achterdocht en veroordeling. Terwijl zij in alle rust gevolg gaf aan impulsen die ze kreeg in de zoektocht naar haar kind.
Zowel zij als ik hadden, ieder op onze eigen manier, gezien dat het geloven van alles wat er in je hoofd omgaat écht niet nuttig was. Dat verzet tegen wat al plaatsvond of plaatsgevonden had, totaal overbodig was. We hechtten meer waarde aan innerlijke rust, stilte en helderheid. Waaruit soms een actie ontstond.
En als ik nu luister naar ouders met een ‘probleemkind’, of naar ondernemers die vastlopen, of naar mensen met een groot struikelblok in hun leven, of naar jongeren die bang zijn dat het mis gaat met ‘het klimaat’ en de wereld, hoor ik dus vaak hetzelfde idee dat de hulpverleners en, in het geval van de vriendin destijds, de wetshandhavers hadden. Namelijk dat angst en stress de juiste drijfveer zijn voor actie. Daarom wil ik je hier een paar vragen stellen. Gewoon, om in alle rust te kijken of het wel klopt wat we geloven.
-Toen je een peuter was en leerde lopen; deed je dat omdat je bang was om achter te blijven? Of omdat je bang was om niet aan de richtlijnen en verwachtingen te voldoen? Of was het een natuurlijke impuls?
-Wanneer heb je de meest briljante of gewoon goede ideeën; komen die spontaan op tijdens een ontspannen boswandeling en onder de douche, of als je eindeloos ligt te malen in bed of zit te piekeren achter je computer?
-Hoe pakt het voor ons uit, al die angst en stress en zorgen om onze kinderen, ons werk of bedrijf, het klimaat en de wereld in het algemeen? Is er meer ontspanning en helderheid of meer problemen en ziekte(label)s?
-Als we bijvoorbeeld willen leren fietsen, gaan we dan voortdurend allerlei filmpjes bekijken en scenario’s bedenken over hoe je verschrikkelijk op je gezicht kunt gaan met de fiets, of is het logischer en meer vanzelfsprekend om rustig uit te proberen hoe je je evenwicht kunt bewaren op zo’n tweewieler en wat een prettig tempo is om die pedalen rond te draaien?
Ik hoop niet dat je leest dat je angstige en stressvolle gedachten niet mogen. Het idee is dat je ze ziet voor wat ze zijn; vrij nutteloze exercities van het brein. Zodat de noodzaak om ze serieus te nemen en als drijfveer te misbruiken weg kan vallen.
Dan blijft er een helder uitgangspunt over.