Daar zat ik dan
Zonder verweer
Ik huilde tranen met tuiten
Zonder gedachten
Geen probleem
Hoe vaak durven we gedachteloos te huilen?
Zodra er tranen stromen – of misschien zelfs als ze nog in onze ogen staan – moeten ze verklaard, uitgelegd, een reden hebben. Want voelen mag, zolang het een goede verklaring heeft. Logisch is. Begrijpelijk.
Zonder die goede reden, moet het weg, weg, weg.
De gedachten die opkomen als verklaring voor de emotie zijn geloofwaardig zodra ze gedacht worden. En vaak de locomotief van een lange gedachtentrein die ontstaat door elke volgende gedachte die als een wagonnetje aansluit op de vorige. Die wagonnetjes lijken logisch op elkaar aan te sluiten terwijl de logica in werkelijkheid ver te zoeken is. Ze vormen een verhaal waardoor het huilen mag. Of misschien zelfs móet, een beetje afhankelijk van welke emo-verwerkingstheorie je aanhangt.
Als ik goed kijk – echt goed kijk – kan ik herkennen dat het verhaal onnodig is. Dat het ballast vormt waardoor de emotie blijft hangen in plaats van vervliegt. Mét verhaal kan ik meer en langer praten en nadenken over wat ik voel. Waarmee de emotie een lading en gewicht krijgt die er in werkelijkheid niet is. Het wordt een ding. Een probleem misschien zelfs, omdat hij zo naar voelt en ongewenst is.
Zonder verhaal is er huilen. Probleemloos huilen in de wetenschap dat elke emotie (net als elke ervaring, overigens) tijdelijk is en blijkbaar ervaren wil worden.