Elke dag is hij te vinden op het strand bij de zandsculpturen waarmee hij wat geld verdient. De kunstwerkjes vereisen wateronderhoud of moeten helemaal opnieuw opgebouwd worden omdat ze vernield zijn. Er staan dan voetstappen op de piramides of hondenpoten op de ingestorte draak. Jammer. Geliefde en ik kijken naar de zonsondergang op het strand. De zandkastelenbouwer is al naar huis. Een jong stel met een kind begeeft zich naar het stukje strand met de bouwwerkjes. Ze zetten hun peuter op de rug van de zandleeuw en maken vrolijke foto’s, ook van het kind dat in zijn onschuld één van de piramides kapot trapt. Wij kijken enigszins verontwaardigd toe. Ik vraag me af of ik er naartoe moet lopen om het stel te vertellen dat ik nu weet hoe kinderen opgroeien tot hooligans, namelijk als hun ouders zich niet bekommeren om het vernielen van andermans bouwsels. Dat het jammer is dat ze geen respect hebben voor het feit dat de zandkastelenbouwer zijn best doet om iets moois neer te zetten voor de bezoekers. En dat hij zijn geld hiermee verdient. Iets in mij zegt het niet te doen. Woorden als (mijn) oordeel en (hun) onschuld komen op.

Pas later thuis weet ik wat ik had willen zeggen, wat ik had kunnen doen. Ik had naar ze toe kunnen lopen en hen vertellen hoe mooi hun kindje was en hoe fijn ik het vond dat ze zo genoten met z’n drieën. Dat het mooi was om naar hen te kijken. Ik had hen belangstellend kunnen vragen of ze misschien wisten wie de zandsculpturen maakte en hen vertellen over de zandkastelenbouwer; een Duitser die hier zeven jaar geleden met een paar honderd euro en een tent naar het zuiden toe kwam. Dat hij in een onbewoonbaar verklaard huis woont en elke dag ‘s ochtends om 8 uur hier aan de kust arriveert om te kijken hoe zijn zandsculpturen de nachtelijke regen of bezoekers hebben overleefd. Hoeveel energie en moeite hij in zijn werkzaamheden stopt en dat hij het zo verdiende geld grotendeels omzet in bier en sigaretten. Ik had ze kunnen vertellen dat hij zijn leven leeft op de enige manier waarop hij momenteel denkt te kunnen leven. Dat hij zijn best doet. Ik had hen kunnen zeggen dat ik denk dat dat voor iedereen geldt en dat ik zeker wist dat zij ook hun best deden, met de opvoeding van hun peutertje en alles wat daarbij komt kijken. Net zoals we allemaal doen wat we denken dat het beste is in elk moment, met de kennis en het bewustzijn dat we hebben. Onschuldig als we allemaal zijn. En wellicht dat we op een ander tijdstip ‘beter’ weten, anders denken en iets anders doen.

Zoiets. Een volgende keer misschien.

Share This