Niemand mag weten dat ik écht denk.
Niemand mag zien wie ik écht ben.
Niemand mag erachter komen wat ik werkelijk ervaar.
Want dan, dan zal ik uitgelachen, verstoten en/of in de steek gelaten worden.
Er zijn dingen waar ik me voor schaam, omdat ik ze deed of dacht. Als kind al. Maar ook als volwassene; als vrouw, vriendin en moeder ging ik ‘over de scheef’.
Ik dacht dingen die niet fraai waren.
Ik deed dingen die ik beter niet had kunnen doen.
Ik liet dingen achterwege die ik eigenlijk had moeten doen.
Ik was boos, verdrietig, wraakzuchtig en op mezelf gericht.
Ik…
Ik…
Ik…
Zoveel gedachten over Ik. Zoveel verwijt richting Ik. Zoveel schaamte over Ik.
Zonder te zien dat Ik pas betekenis krijgt via een shitload aan verhalen. Verhalen die niet meer zijn dan een lange stroom gedachten. Waar de pijnlijke en beschamende gedachten de aandacht vangen. Misschien wel omdat ze een gevaar lijken te vormen voor dat Ikje dat niks is zonder diezelfde pijnlijke en beschamende gedachten.
Want zonder alle gedachten over me, myself and I… wat blijft er dan over anders dan niemand?
Met de focus op de tijdelijke gedachtenenergie die altijd in beweging is en immer verandert, kan dat ‘niemand’ dat overblijft, zomaar ineens de sleutel tot enorme vrijheid zijn.