Een bekende Nederlandse psychiater noemde een tijdje geleden een aantal diagnoses zoals burn-out, licht autisme, hoog-sensitiviteit en ADHD ‘modeziektes’ en zegt dat er een groot verschil is tussen ‘echte psychiatrie’ en deze labels, die hij niet serieus neemt. Ik vroeg me af waar hij de grens zou trekken. En of er überhaupt wel een grens was.
Zouden we misschien ook kunnen kijken naar de overeenkomst tussen al deze (menselijke) ervaringen? Want of je nu lichte irritatie, druk en geprikkeldheid ervaart of zware depressiviteit dan wel een diepe drang tot zelfvernietiging; al deze gevoelens en het eventueel daaruit volgende gedrag hebben hun wortel in het geloven van je eigen gedachten. En dat is geen modeverschijnsel, maar een systeem (3 principes) dat sinds mensenheugenis werkzaam is in ons allemaal.
Er is nog nooit iemand geweest die de hele dag allerlei optimistische en vrolijke en relativerende gedachten had en zich tegelijkertijd zwaar depressief voelde. Er is geen mens dat zich intens gelukkig voelt terwijl hij op dat moment zeer veel waarde hecht aan zijn angstige gedachten.
En omdat we ons meestal niet realiseren dat we met zo’n gedachte en zo’n gevoel niets hoeven te doen, dat we die gewoon kunnen ervaren, gaan we ons ertegen verzetten (wat ze alleen maar belangrijker doet lijken). Willen we ze ombuigen of reframen (wat knutselen aan een illusie is). Proberen we ze kwijt te raken, los te laten, ons eroverheen te zetten (hetgeen ze alleen maar langer doet rondhangen).
Zou het niet fijn zijn als we het systeem van opkomende en wegebbende gedachten en gevoelens gewoon zouden kunnen zien voor wat het is? Eb en vloed, zomer en winter, een natuurlijke beweging waar we niet bang voor hoeven te zijn.