We hebben een soort collectief geloof dat jij mij kan kwetsen en ik jou. En om dat geloof te verdedigen, geven we elkaar graag fysieke voorbeelden: als jij mij slaat dan doet dat pijn. Als hij een bom gooit en zij gaat dood, dan is dat zijn schuld.

Vandaag wil ik je graag uitnodigen om voorbij die fysieke voorbeelden te kijken. Want daar, voorbij die voorbeelden, is iets te halen. Iets van rust en liefde en meer moeiteloosheid.

Als je durft… want het betekent ook gelijk het einde aan het vingerwijzen en slachtofferschap – en daar zou je zomaar, zonder het te willen, erg gehecht aan kunnen zijn (zoals ikzelf destijds ook was).

Even twee real-life voorbeelden om iets nieuws te kunnen zien over ‘elkaar kwetsen’.

“Jouw haar lijkt bij dit licht een beetje paars”, zei mijn vriendin. En ik ging gelijk in de spiegel kijken of het waar was. Ik had namelijk sinds kort een nieuwe shampoo-voor-grijs-haar die nogal paars uit de fles kwam. Dus ik geloofde gelijk dat mijn haar paars zou kunnen zijn en deed iets (in dit geval harmeloos) met dat geloofje. Je zou kunnen zeggen dat de opmerking me raakte.

“Ik vind dat smurfenblauwe haar jou helemaal niet staan”, zou dezelfde vriendin hebben kunnen zeggen. Maar omdat ik 100% zeker weet én geloof dat mijn haar grijs is en niet blauw, gebeurt er dan weinig. Je zou kunnen zeggen dat het me niet raakt. Ik zal niet opstaan om het te checken in de spiegel, ik heb geen twijfel aan mijn eigen waarneming, niks. Hooguit een lichte verbazing waarom mijn vriendin zoiets zegt.

Geloof is hier de kern van de zaak ;-).

Ik kan alleen geraakt of gekwetst worden als wat ik hoor, aansluit bij iets wat ik zelf (al) geloof. En dat geldt voor elke kwetsing waarvan we menen dat een ander ons die aandoet. 

“Vrouwen horen achter het aanrecht!” is alleen een kwetsende opmerking als je bijvoorbeeld gelooft:

  • dat vrouwen minder zijn dan mannen of
  • die opmerking tot een revolutie kan leiden die jou al je vrijheden ontneemt of
  • dat je alleen een goede moeder en echtgenote kan zijn als je niet werkt terwijl je nu wél een baan hebt.

“Wat ben jij lelijk zeg!”, is slechts kwetsend als je gelooft dat je niet moeders mooiste bent. Vind je jezelf best een leuke vent of lekker wijf, dan vraag je je hooguit af of die ander misschien een bril nodig heeft.

“Ben je een paar kilo aangekomen?” raakt je alleen als je zélf al geloofde dat die broek je niet staat, je een onaantrekkelijke dikke pad aan het worden bent of dat je waarde als mens afhangt van je gewicht. Geloof je dat niet, dan volstaat een “ja” of “nee” op die vraag en gaat het leven vrolijk verder.

“Wat ben jij voor een idioot?!!”, naar je geroepen door een voorbij fietsende man die moest uitwijken voor je hond, is slechts kwetsend als je zelf ook vindt dat je een GROTE FOUT hebt gemaakt door even niet op je loslopende hond te letten. Anders volstaat ook hier een “nee”.

In mijn ogen is het heel handig om dit te beseffen. Want het betekent twee dingen:

  1. Ik hoef niet op mijn woorden te letten*) want ik kan nooit iemand kwetsen – of dat al dan niet ervaren wordt, is 100% afhankelijk van het geloof bij de persoon waartegen ik praat en kan daardoor niet aan mijn woorden liggen.
  2. Ik kan geen slachtoffer zijn van de opmerkingen van een ander, want of ik me al dan niet gekwetst voel, hangt 100% samen met wat ik zelf voor waar aanneem.

Kwetsbaarheid komt daarmee in een heel ander daglicht te staan. Sterker nog, het bestaat niet. Je bent hooguit goedgelovig ;-). 

*) Wat niet wegneemt dat ik wel graag lief tegen mensen ben – maar of zij het als lief zullen ervaren, ligt net als kwetsen geheel buiten mijn macht.

Share This