Het lijkt of er twee soorten ‘ik weet het niet’ bestaan. De eerste ziet er ongeveer zo uit: Ik weet het niet, maar daar ben ik oké mee. Mijn hersens functioneren prima, maar zijn niet geschikt om mijn leven te sturen en uit te stippelen. Daar hoef ik dus niet over na te denken. Ik vertrouw erop dat ik het weet wanneer ik het moet weten. Dat ik mogelijkheden zal zien en dat het leven verder gewoon gaat zoals het gaat. Ik ben sowieso oké; het enige wat mij kan gebeuren is het tot leven komen (voelen! ervaren!) van een angstige of stressvolle gedachte en daar ben ik niet bang voor. Mooi eigenlijk, niets weten. Ik ben benieuwd wat er zich ontvouwt.
De tweede ‘ik weet het niet’ klinkt eerder als volgt: Ik weet het niet. Verdorie, weet ik het nou nog niet? Ik dacht dat ik het wist, maar het liep niet zoals ik wilde en nu ben ik weer terug bij af. Ik wil gewoon duidelijkheid en het liefst zo snel mogelijk. Ik haat het om dingen niet te weten, om in onzekerheid te leven. Ik zal blij zijn als ik het weet. Ik ben er helemaal onrustig van. Ik móet iets doen. Ik ga alle mogelijkheden nog maar eens op een rijtje zetten. En alle consequenties erbij. Misschien dat ik het dan weet. En dan hoop ik maar dat het ook kan, wat ik besluit. Want er spelen zoveel factoren en mensen mee. Straks weet ik het, maar word ik gedwarsboomd in mijn plannen. En wat moet ik dan? Ik zou het moeten weten.
Het verschil? Een paar gedachten. (En: rust en onrust; helderheid en een vertroebelde blik).
Foto: © Rob Tol