Soms lijkt het wel alsof er altijd iets is waar we als mensen naar (moeten) streven – iets buiten ons moet ons gelukkig gaan maken. We moeten een roeping vinden. En dan het liefst eentje van het carrière-gerichte soort, want een roeping als huismoeder of vader is dan weer net niet ambitieus genoeg. Liefde is natuurlijk ook belangrijk, want ergens is er die speciale persoon die ons compleet zal maken. Een groot huis is misschien ook belangrijk. Of een mooie auto, een strak lijf of een ton op de bank.
We zoeken en we zoeken… En soms lijkt het alsof we het gevonden hebben. Dan zijn we blij met die nieuwe baan, de promotie of de leuke nieuwe partner. Het leven ziet er zonnig uit…
Maar al snel is het weer zoals het altijd was; van dingen buiten ons blijven we nooit lang gelukkig. Op de één of andere manier zakt dat lyrische gevoel van blijdschap altijd weer weg en wordt het leven weer gewoon. Imperfect. Met ups en downs.
Het gevolg? Twijfel. Aan alles. Er borrelen vragen op als: is dit wel mijn droombaan? Wat nou als hij/zij niet mijn soulmate is? Zou ik in een huis met zwembad niet gelukkiger zijn? Kan ik niet beter vijf kilo afvallen?
Dus stellen we maar weer een nieuw doel, want dat geluk moet toch ergens vandaan komen. Denken we. Geheel onschuldig, want niemand heeft ons ooit iets anders verteld.
Ik zie steeds duidelijker dat we gevoelens van geluk door externe omstandigheden helemaal niet lang vast kúnnen houden, want voor geluk hoeven we niets te doen – het zit al in ons. We hebben het niet van buiten nodig, want het zit al in ons sinds de dag dat we geboren werden. We hoeven er niet voor te werken. Zouden we ons dat (meer) realiseren, vermoed ik dat het leven er wel eens veel rooskleuriger uit zou kunnen gaan zien… 😉