Soms gebeurt er iets in een lijf of in een leven en daar vinden we dan weinig van. Een gevoel, een pijntje, vermoeidheid, een emotie of ‘nieuw’ gedrag, iets wat we onszelf nooit eerder zagen doen. Het komt, het gaat, we balen ervan of verrassen onszelf ermee en we gaan door met leven.
En af en toe – bij de ene persoon meer of vaker dan bij de andere – gebeurt er iets wat we met ons mee blijven dragen. Een kwetsende opmerking die we ons steeds opnieuw herinneren en die daardoor zeer blijft doen. Een ongeluk of operatie waarvan de fysieke pijn niet over gaat. Een somberheid of angst die zich ontwikkelt tot een depressie of een angststoornis.
Het lijkt alsof er sprake is van twee verschillende type gebeurtenissen; het ene type situatie ‘niet erg’ of ‘tijdelijk’ en het andere ‘belangrijk’, ‘echt’ of ‘ingrijpend’. En het lijkt vervolgens alsof het dus logisch is dat het ene voorbij gaat en het andere blijft hangen.
Wat vaak over het hoofd wordt gezien, is dat wijzelf het label ‘erg’/‘niet erg’ of ‘ingrijpend’/‘niet ingrijpend’ plakken. Waarbij we overigens wel zo onze voorkeuren hebben als het gaat om wat we tot de eerste of de tweede categorie rekenen. Zo vond ik het bijvoorbeeld altijd heel erg als ik me pijn had gedaan. Of het nu de 3e graads brandwonden waren of een paardenhoef die mijn knie had geraakt tijdens een buitenrit, het zonnescherm dat uit de muur op mijn hoofd terecht kwam of een val tijdens het schaatsen… Pijn baarde me zorgen.
Het lijkt soms logisch om iets ‘erg’ of ‘belangrijk’ te noemen maar eigenlijk is die vaststelling altijd arbitrair. Het is maar net welk verhaal je er bij vertelt. Met het ene type onderbouwing verklaren we waarom iets vreselijk is, met een even overtuigende set argumenten weten we precies het tegendeel te betogen.
Wat ik wel meen te zien, is dat waar we ‘erg’ en ‘ingrijpend’ vaststellen, onze gedachten worden gevoed door onzekerheid. En dat die onzekerheid het negatieve label in stand houdt.
Ga maar na. Als je een keertje uit frustratie schreeuwt tegen je huisdier dan is dat alleen ‘erg’ of ‘ingrijpend’ als dat je op een gedachtentrein zet richting Nietgoedgenoeg. (Die trein rijdt overigens vaak langs tussenstations zoals Ditkomtnooitmeermeergoed, NIemandhoudtechtvanmij en Hoekanikhiermeeleven).
Kom je na je schreeuwpartij tegen de verschrikte parkiet of cavia op een spoor terecht met gedachten over de boodschappen van vanavond, dan raakt je krijspartij razendsnel in de vergetelheid.
Daar waar geen onzekerheid is, beklijven gedachten maar zelden. Ze komen en gaan, zoals gedachten dat doen.
Pas als er onzekerheid in het spel is – onzekerheid in de ruimste zin van het woord – dan ontstaat een Ding. Een Ding dat bij ons blijft alsof het echt en solide is. Waar we over moeten praten, de oorzaak van willen weten en soms zelfs voor in therapie gaan.
Terwijl dat Ding altijd alleen bestaat bij de gratie van een geloofde onzekere gedachte.
Hoe cool zou het zijn – hoe bevrijdend zou het zijn – als je die gedachte zou kunnen doorzien voor wat hij is?