Ik ben letterlijk een zondagskind. Mijn ouders grapten altijd dat ik niet op een andere dag geboren kón worden omdat hun winkel alleen op zondag gesloten was.
Toch heb ik me heel regelmatig een maandagochtendmodelletje gevoeld. Zo’n auto waar steeds wat mis mee is. Nooit iets ernstigs maar wel onhandig als dan eens de olie lekt, dan de ruitenwissers niet meer bewegen, het achterportier klemt of de auto na 50 km stopt en pas de volgende dag weer verder wil.
Mijn menselijke variant van een auto die nét te vroeg (want nog niet helemaal af) op maandagochtend van de lopende band kwam, zag er dan zo uit:
- Dit exemplaar lekte tranen, gevoelsmatig meer dan andere menselijke modellen.
- Dit model stopte soms zomaar met bewegen en kwam één of meer dagen niet van de bank.
- Het voelde zich klem zitten in relaties en banen waar andere mensen schijnbaar moeiteloos genoten van hun werk.
- Dit maandagochtendmodelletje kreeg dingen niet af – of in elk geval niet snel genoeg, niet volledig genoeg of niet bijzonder genoeg terwijl ze zich links en rechts ingehaald voelde door snellere, meer glimmende en beter geoliede menselijke voertuigen.
Kortom: er was altijd wel íets te vinden waarin ik tekortschoot. En dat heb ik lang gezien als een productiefout. Niks aan te doen. Tekortkoming “af fabriek”, zoals ze dat in de logistieke wereld zo mooi kunnen zeggen. Helaas was inruilen geen optie dus ik deed het er maar mee.
Tot ik inzicht kreeg in de werking van de 3 principes en shiftje na shiftje steeds meer ging herkennen dat er geen sprake was van een productiefout, maar van een handleiding die totaal niet klopte.
In mijn handleiding stond dat huilen een zwaktebod was en gebrek aan zichtbare resultaten (zoals een opgeruimd huis, aangeharkte tuin, immer schone kinderen en geld dat tegen de plinten opklotst) te allen tijde vermeden moest worden.
Om een beetje aan de eisen uit die handleiding te kunnen voldoen, waren er ongemerkt heel veel leefregels ontstaan. Voorschriften en bepalingen die ervoor zouden moeten zorgen dat ik veilig binnen de voorwaarden van de handleiding bleef.
In het reglement stonden dingen als:
Je moet vrolijk zijn.
Je mag niet teveel chips eten.
Je moet het huishouden leuk vinden.
Je moet 8 uur per etmaal slapen.
Je mag je kinderen niet te lang voor de tv laten zitten.
Je moet hard werken.
Je moet het waar maken.
Je moet…
Je mag niet…
De lijst met ongemerkte en ongeziene leefregels was eindeloos (en weinig SMART) en dáár had ik last van. Er was (en is) niks mis met me, ik geloofde slechts gedachten die niet klopten met de waarheid van het leven. Ik geloofde dat ik een gemankeerd mensje was dat via een scala aan leefregels nog een beetje aan de vereisten zou kunnen voldoen.
Maar de waarheid van het leven is dat leven slechts wil leven. Leven stelt geen eisen. Leven kent geen regels. Leven wil ervaren. Leven wil alles ervaren. The good, the bad and the ugly. Waaronder ook gevoelens van gemankeerdheid en leefregels. Geeft niks, kan geen kwaad, hoort er blijkbaar bij.
En toch… die overvloed aan leefregels herkennen zorgde voor veel vrijheid en moeiteloosheid. Het dat is dan gelijk de paradox van de 3 principes: er is niks te doen (want er gaat in essentie nooit iets fout, noch schiet er ook maar iets tekort) maar zíen hoe het werkt kan alles laten veranderen.