Ze heeft een dochter die het op school niet altijd even geweldig doet. Moeder wil het kind op een moderne en positieve manier opvoeden en richt zich daarom op de sterke kanten van haar dochter. Ze weet dat iedereen nu eenmaal z’n eigen kwaliteiten heeft. Prachtig. Nu haalt dochter een goed cijfer voor een vak waarin ze normaal gesproken niet uitblinkt. Moeder is helemaal lyrisch van blijdschap en prijst het kind de hemel in. En daar zie ik, vanaf een afstandje kijkend, toch iets wringen.
Als we nu werkelijk overtuigd zijn van de grootsheid van onze kinderen, onafhankelijk van hun prestaties, zou een ‘goed’ of een ‘slecht’ cijfer met dezelfde opgewekte neutraliteit begroet kunnen worden. Als we er écht op vertrouwen dat onze kinderen hun weg door het leven wel vinden, is elk resultaat van gelijke waarde. En verdient elke poging eenzelfde waardering.
In de overdreven aandacht voor de als positief bestempelde prestaties zit tegelijkertijd een subtiel oordeel over de minder ‘geslaagde’ acties van het kind. En dat wordt wel degelijk gevoeld. ‘Mama is blijer wanneer ik een goed cijfer heb dan wanneer ik een slecht cijfer heb. Een 8 is meer waard dan een 5, ook al zegt ze van niet. Ik ben blijkbaar meer (uitingen van liefde) waard met een 8.’ Zoiets. Hmmm. En begrijp me goed; ik pleit hier niet voor onverschilligheid, maar voor evenwichtigheid in die liefde. Ondanks onze mooie theorieën laten we toch vaak aan onze kinderen zien dat ons welbevinden wordt beïnvloed door uitkomsten en prestaties.
Een kind wil van nature leren. Niemand hoeft een peuter aan te moedigen om te gaan kruipen en lopen en op verkenning te gaan. Dat doen ze toch wel, op hun eigen manier en op hun eigen tijd. Ongeacht het aantal keer dat ze vallen. Kleuters die de wereld van de vorm graag willen leren kennen stellen eindeloos veel vragen. Anderen leren liever door rustig te observeren. Het is een natuurlijk gegeven dat we niet hoeven te stimuleren met beloningen of (overdreven) aanmoediging.
Misschien zijn we vergeten dat iedereen geboren wordt als z’n natuurlijke, prachtige, helemaal hele zelf. Richten we ons in vertrouwen daarop, op die schitterende basis, dan kunnen we alleen nog maar verrast en verwonderd zijn over hoe dat (kinder)leven zich ontvouwt. Zonder ons op te winden over een ‘goede’ prestatie, zonder ons zorgen te maken over een ‘mindere’ uitslag.