Ik was gewend om als een stoomtrein over mijn gevoelens heen te denderen. Die mochten niet. Alhoewel zonnig over komend aan de buitenkant, keek ik meestal door een caleidoscoop van louter grijs. Dat leek veiliger dan een regenboog aan emoties en sensaties.

Die grauwsluier over alles heen was niet fijn, maar wel betrouwbaar, redelijk stabiel en daarmee op een gekke manier veilig. Ik streefde wel naar lichter en luchtiger maar was eigenlijk bang voor de beweging die dat met zich mee zou brengen. Ongemerkt vreesde ik de op en neer beweging van himmelhoch jauchzend naar narrig verdriet, van gelukzalig senang naar schaamtevol angstig en van middelmatig okay naar ronduit ontevreden.

Alsof wisselende gevoelens niet mochten, gevaarlijk waren, het einde van mij zouden zijn. Alsof ik iets kon verliezen in diep verdriet of keihard kon vallen vanaf een piek van geluk.

Zou je het me toen gevraagd hebben, dan had ik je verteld dat ik juist heel emotioneel was. Mijn ouders noemden me immers altijd al overgevoelig? “Echt, geloof me, ik ben juist heel sensitief”, zou ik gezegd hebben om vervolgens die stelling met hand en tand te verdedigen. Maar altijd alleen maar met argumenten uit het grijze spectrum. Een beetje huilen mocht. Mopperen was toegestaan en ontevredenheid bijna mijn middle name. Maar de rest van het emotionele kleurenspectrum lag ver onder het tapijt weggeschoven en áls emoties hun drakerige kop dreigden op te heffen, was de stoomtrein al op Thalys-snelheid onderweg om ze plat te walsen.

Ik nam emoties en hun schommelingen zó serieus dat ik er wel bang voor móest zijn; of het nu the good, the bad or the ugly ones waren.

Ergens halverwege het afgelopen decennium veranderde daar iets in. Ik ging herkennen dat elk gevoel, elke emoties en elke sensatie altijd samenhangt met mijn denken in dat moment. En dat mijn denken veranderlijker is dan het weer. Waarbij het me ook helder werd dat ‘mijn’ denken eigenlijk niet van mij is, maar als het ware ‘out of the blue’ komt.

Die inzichten maakten dat emotionele schommelingen logische verschijnselen werden: gedachten komen en drijven als wolken weer weg en zodoende komen en gaan ook mijn emoties.

Ik herkende ook dat mijn denken alle kanten opwaait – dus geen wonder dat ook mijn gevoel van moment tot moment verandert van windrichting en kan wisselen van een emotioneel briesje tot een gemoedstornado.

Daar waar ik nooit bang ben geweest voor veranderingen in het weer, vrolijk een regenjas aantrek als het miezert, mijn teenslippers pak als het warm is en een muts opzet als de mussen van het dak vriezen, verloor ik ook mijn angst voor gevoelens.

Ik kan nog steeds een mening hebben over een minder gewenste emotie maar de stoomtrein staat te roesten in de remise. Er hoeft immers niets meer platgewalst te worden. En dat maakt het leven een stuk moeitelozer.

Share This