Laatst besprak men in een documentaire het levensverhaal van de vroeger bekendste ‘weerman’ van Nederland: Jan Pelleboer. Er werd verteld hoe hij van kleins af aan een bovenmatige belangstelling voor het weer had. Hij maakte verslagen over het weer die hij dagelijks op de schuur van het ouderlijk huis prikte, en deed z’n eigen voorspellingen. Hij keek waar het weer vandaan kwam (‘een uitloper van het hogedrukgebied vanaf de Azoren’) en hij gaf ook als eerste een cijfer aan het weer. “Morgen wordt het niet zo best” hoor ik ‘m nog zeggen, in die markante hoge stem. “Een vijfje!”
Leuk, zo’n fascinatie voor een specifiek onderwerp en alle wetenschap daaromheen. De analyses en lange termijn projecties. Het beoordelen met cijfers en termen als ‘goed’ en ‘slecht’. Zo doen we dat ook in de psychologische beleving van het leven.
Al verschillende keren eerder vergeleek ik de meteorologie met de psychologie, maar kennelijk wil ik het vandaag nog een keer doen. In het kader van die cijfers van Pelleboer. Omdat we daar zoveel waarde aan hechten, terwijl het slechts een mening is. Een oordeel. ‘Het weer heeft een 5 vandaag’; kunnen we zien dat dit maar is wat meneer Pelleboer er van vindt? En in navolging van hem een groot gedeelte van de bevolking die naar het weer(bericht) kijkt en dit bespreekt? Terwijl het weer gewoon het weer is. Veranderend, voorbijgaand, vloeibaar.
“Slecht weer hè?” is eigenlijk dezelfde retorische vraag als “je hebt een slechte bui, hè?” Het is een beoordeling van wat van zichzelf volkomen neutraal is (een gemoedstoestand, een ervaring). Mensen die leren om hun psychologische weer een cijfer te geven, gaan vaak geloven dat die beoordeling écht waar is. Dit is goed (vrolijkheid, een 8!) en dit is slecht (somberheid, die geven we een 4). We lijken, net als Pelleboer, een bovenmatige belangstelling te hebben voor deze bewegingen.
We zien onze psychologische ervaring (en het lichaam is dat wat mij betreft ook!) als de enige ‘realiteit’. We maken deze realiteit heel belangrijk, terwijl juist de onveranderlijke bron daarvan in mijn ogen het enige is wat telt. Wat blijft. Wat werkelijk IS.
En zo verzanden we per ongeluk en in alle onschuld in de rol van weerman of -vrouw. Voorspellend, analyserend, oorzaken vindend, beoordelend, cijfers gevend en verslag doend van de wolken van persoonlijke ervaringen. Terwijl je in wezen de blauwe lucht of de zon bent. Het is maar nét welk beeld je meer aanspreekt; het is tenslotte maar een metafoor.