Een tijdje geleden zag ik een ontzettend leuke hond met een grappige gewoonte: zij wilde heel graag spelen met een grote stok, bracht die naar de baas, drong ‘m zelfs op, maar weigerde vervolgens de stok los te laten. Waarna een speels schijngevecht begon met het baasje. Trekken aan de stok. Omdat het een grote sterke hond betrof, met indrukwekkende kaken en dito tanden, ‘won’ de hond meestal.
Een tijdje later vertelde iemand mij dat ze graag verandering in haar leven wilde. Grote verandering, eigenlijk. Zo leek het althans. Een beweging naar meer bij haar passend en plezierig werk. Wat ze wilde klonk in mijn oren als ‘spelen’, zó leuk vond ze het om te doen. Het zou, zo voorspelde zij, veel minder energie kosten dan haar huidige baan.
Maar ja.
Er waren allerlei obstakels bedacht door de vrouw. Onzekerheden. Belemmeringen voor het nemen van die stap. Ideeën over geld, over gezin en over hoe ze gezien zou worden. En die vond ze lastig door te prikken, al wist ze ergens wel dat ze niet werkelijk waar waren. Of in ieder geval; dat ze helemaal niet kon weten of de switch die problemen op zou leveren. Maar toch was ze er bang voor. Of ze vond het onbekende eng, op andere momenten.
Terwijl ik luisterde, kwam het beeld van de hond en de stok terug. En vergeleek ik zomaar de vrouw met de viervoeter: allebei wilden ze heel graag spelen. Waren ze enorm enthousiast bij dat idee. Beiden moesten daarvoor eerst iets ‘loslaten’ (voor de mens zou ik het liever ‘doorzien’ noemen). De hond moest de stok laten gaan en de vrouw haar angstige ideeën en concepten over geld, gezin en gezien worden. Gedachtes die uiteindelijk allemaal gebaseerd zijn op de aanname dat je een poppetje in de wereld bent, in plaats van het Leven Zelf. Die gedachten leken echter nog te echt en te onoverkomelijk. Te sterk, zoals de kaken en tanden van de hond. Te spannend om ‘los te laten’ (te doorzien). En dat gaf natuurlijk niets. Je kunt ook genieten van het touwtrekken, wat mij betreft.
Als haar gesprekspartner had ik echter niet de neiging om die gedachten te weerleggen, om te buigen of als onzin af te doen. Hoe ze ook ‘opgedrongen’ werden (als echt en waar gepresenteerd). Ik hield niet de andere kant van de stok vast, zogezegd. Ik had geen zin in touwtrekken, want ik wist dat de stok illusoir was. Dus die mocht ze net zolang met zich meedragen als ze wilde. Tot ze de stok zat was, de kramp in de kaken te erg werd of zij zelf zag dat het vasthouden van de stok niets bijdroeg aan haar verlangen om te spelen. En uiteindelijk: dat die stok van zichzelf Niets was!