In mijn vorige blog noemde ik terloops ‘de interne zelfhaatmonoloog’ die soms ontstaat als er iets niet gaat zoals je wilt dat het gaat. Met name als je je daarvoor ook al een beetje in een lage gemoedstoestand bevond. Dit soort monologen worden vaak getriggerd door een specifieke actie, maar na de eerste gedachte verspreidt de zelfhaat zich vaak al snel als een olievlek over de rest van je leven.

Om het even bij het voorbeeld van vorige week te houden: je laat een glas uit je handen vallen. Vervolgens schiet het volgende door je hoofd:

“Waarom doe ik dat nou? Ik kan ook niks, niet eens een glas uit de kast pakken. En shit, dit was nog wel een heel fijn glas ook. Eentje die ze niet meer verkopen bij de IKEA, dus wat moet ik nou?

Nou moet ik het opruimen ook. Pfff… Daar heb ik helemaal geen zin in. Ik ben ook gewoon zó lui. Gatver. Het is ook niet gek dat die collega me niet heeft uitgenodigd voor zijn verjaardag, ik ben helemaal geen leuk mens.

En nu moet ik dus naar de glasbak, maar ik heb wel wat beters te doen. Misschien gooi ik het wel gewoon in de prullenbak… Maar dat mag natuurlijk niet, glas moet in de glasbak. Dus waarom denk ik er eigenlijk over na? Ik wil toch niet op mijn geweten hebben dat mijn partner/kind/huishoudster straks met een slagaderlijke bloeding bij de EHBO zit omdat ik het weer eens niet kon opbrengen om me normaal te gedragen?

Trouwens, wat zegt het eigenlijk over mij dat ik me zo verrot voel omdat ik een glas kapot heb laten vallen? Waarom ben ik niet wat veerkrachtiger?”

Enzovoorts, enzovoorts.

Het begint met een triviale gebeurtenis en kan door de zelfhaatmonoloog zomaar eindigen bij het stellen van vraagtekens over je eigen mentale stabiliteit. Je boort jezelf middels deze monoloog steeds verder de grond in en voelt je slechter en slechter.

Interessant.

Want wat er eigenlijk gebeurt is het volgende: een random gedachte wordt geloofd en zet een steeds langer wordende gedachtentrein op een spoor in je hoofd. Elk wagonnetje dat je toevoegt aan de gedachtentrein (elke volgende gedachte) geloof je vervolgens ook.

Maar het geloven van die gedachten, dat hoef je niet te doen. Want zelfs die eerste gedachte is al (zoals alle gedachten) een illusie. Gedachten zijn niets meer dan vloeibare, veranderlijke energie.

Met dat in je achterhoofd ben ik benieuwd hoe de volgende monoloog zal verlopen. Want dat inzicht – dat je gedachten niet onbetwistbaar waar zijn – zou best eens een klein beetje ruimte kunnen geven tussen jou en de monoloog. Waardoor je wat lucht ervaart tijdens het luisteren naar het zelfhaatverhaal. En wie weet… misschien is de monoloog dan ook wel sneller afgelopen.

PS. Natuurlijk escaleert de zelfhaatmonoloog niet altijd op deze manier. Het kan ook een stukje milder verlopen. 😉 Of erger natuurlijk. Maar ook dan is de monoloog opgebouwd uit niets meer dan geloofde gedachten.

Share This