Stel dat je gedroomd hebt dat je achtervolgd wordt door monsters, maar dat je benen maar niet in beweging willen komen. Midden in de nacht schrik je wakker. Zweet, snelle ademhaling, verwarring – alle toeters en bellen zijn volop aanwezig. Komt het dan logisch op je over om de volgende dag een afspraak te maken met een fysiotherapeut? Of om naar de plaatselijke new age winkel te rennen en een set monsterwerende Bach Bloesems te kopen?
Waarschijnlijk was je antwoord iets in de trant van “nee” – mogelijk nog aangevuld met een “duh, het was maar een droom, dus waarom zou ik daar iets aan doen”? Duidelijk dus. Met dromen hoeven we niets omdat we over het algemeen allemaal wel begrijpen dat deze, volledig buiten onze ‘schuld’ om, in ons bewustzijn verschijnen en vanzelf weer verdwijnen. Het is zelfs zo duidelijk dat eigenlijk niemand hier verdere uitleg over hoeft te geven. We zien ’t als een feit, en feiten hebben over het algemeen weinig uitleg nodig. Uitleg geven over een feit is net zoiets als dat een expert op televisie gaat uitleggen dat het pijn doet als je een baksteen tegen je hoofd kapot slaat. We weten allemaal dat dit zo is, dus elk commentaar hierover is belachelijk.
Gek genoeg gaat het er, zodra we wakker zijn, heel anders aan toe. Of althans: we gaan dan anders om met precies hetzelfde fenomeen. Want het systeem dat ’s nachts de meest maffe projecties in ons bewustzijn tevoorschijn tovert, doet overdag exact hetzelfde als ‘s nachts. Er verschijnt bijvoorbeeld een projectie waarin de hele zaal ons uitlacht terwijl we een presentatie geven. Of er verschijnt nadien een projectie die aangeeft dat die norse blik van de man op de eerste rij betekent dat hij jou de grootste sukkel ooit vindt. Naast de projecties, zorgt het systeem ook direct voor bijbehorende gevoelens – die we dan bijvoorbeeld angst of onzekerheid noemen.
Tot zo ver is er niets aan de hand. Zoals gezegd: het systeem doet hetzelfde als ’s nachts. Overdag reageren de meeste mensen echter ineens compleet anders op dit systeem. We voelen angst als gevolg van toevallig passerende negatieve projecties over die presentatie, en ineens moeten we daar iets aan doen. We gaan bijvoorbeeld ademhalingsoefeningen leren, boeken lezen over spreekangst en hulp inschakelen van een psycholoog. Naar analogie van die monsterdroom, vinden we het ineens dus volkomen logisch om wél naar die fysiotherapeut of new age winkel te rennen.
Maar het wordt nog gekker. Omdat we overdag ineens vergeten dat we te maken hebben met een systeem dat we ’s nachts voor onwaar aannemen – er verschijnt at random iets in ons bewustzijn, daar voelen we iets bij en dat gaat vanzelf weer weg – denken we dat het zinvol is om hier commentaar over te leveren. Dus waar wij het ’s nachts volkomen onlogisch vinden om veel woorden vuil te maken aan onze dromen, doen we overdag ineens het tegenovergestelde. De ‘dromen’ (gedachten) die we dan hebben, nemen we plotseling volkomen serieus. Sinds Freud en consorten zijn er zelfs hele beroepsgroepen en universiteiten ontstaan die als doel hebben om de dromen die mensen overdag hebben, te analyseren en hen ermee om te leren gaan. Hieruit zijn ruim 600 stromingen en therapieën ontstaan die zich allemaal richten op de inhoud van de dromen die we overdag hebben.
En daar zit de crux.
Net zoals het geen zin heeft om naar aanleiding van je monsterdroom een fysiotherapeut te bezoeken, heeft het ook geen enkele zin om iets te ‘doen’ aan de projecties die je overdag hebt. Sterker nog: de kans is groot dat dit ‘doen’ je alleen maar een nog drukker hoofd oplevert. Bij de monsterdroom is dat weer simpel te zien. Want stel dat je oprecht zou geloven dat je naar aanleiding van deze droom iets zou moeten doen… Zodra zou blijken dat de fysiotherapeut en monster Bach Bloesems niet helpen, zou je verder gaan zoeken. Immers, je gelooft dat je íets moet doen om er voor te zorgen dat de monsters je niet achtervolgen óf zodat je ze voor kunt blijven. Al snel zou je er een dagtaak aan hebben om nieuwe oplossingen te zoeken. Constant googelen, constant nieuwe therapieën en oplossingen uitproberen. Je zou er doodop van raken en alle hoop verliezen. En dat is logisch. Want je bestrijdt een illusie. Alsof je met een emmer verf een fata morgana probeert over te schilderen. Wat je ook doet, het zal je nooit lukken.
Alles wat we doen aan een droom – en dus ook de gedachten die we overdag hebben – is verspilde energie en houdt de illusie van de droom intact. Of zoals ik laatst een keer ergens hoorde: “all that takes us away from peace of mind are our attempts to find peace of mind”. Net zoals ’s nachts, hoef je overdag helemaal niets te doen aan de projecties die door je bewustzijn vliegen.
Sterker nog: je kán er helemaal niets aan doen. Want alles wat je doet, komt ná een gedachte of gevoel dat toch al in je bewustzijn is gekomen. En zoals dat ’s nachts tijdens je dromen ook gebeurt, heb je overdag ook geen enkele zeggenschap over de inhoud van die gedachten en gevoelens. Ze komen gewoon, en vertrekken ook vanzelf weer. Dat is een feit. Punt. Zodra je dat ziet, hoef je niets meer te doen. Want ondanks dat je nog honderdduizenden keren meegesleept zal worden in je dagmerries, zijn de scherpe randjes er van af. Je hoeft er niets meer mee, en dat is lekker makkelijk!