Een tijdje terug had ik een gesprek met iemand die na het vertellen van een verhaal tegen me zei: “Ja, ik snap dat je nu denkt…” gevolgd door iets dat ik helemaal niet dacht.
Sterker nog: ik dacht eigenlijk helemaal nergens aan op dat moment. Het was stil in mijn hoofd en ik wachtte af totdat de ander weer iets ging zeggen. Toen ik bekende dat ik eigenlijk ook geen mening had over zijn verhaal voelde ik me bijna een soort beroemdheid die tegen een paparazzo roept: “No comment”.
Het lijkt zo normaal om overal een mening over te hebben en die het liefste ook nog te delen dat dit blijkbaar een ongewone situatie was. Ik had me per ongeluk niet aan deze sociale conventie gehouden. Oeps. Ik werd ook een beetje raar aangekeken. Een bijeffect van in de richting van de 3 Principes kijken, zullen we maar denken.
Toen ik bovenstaande tekst tegenkwam op een Loesje scheurkalender, dacht ik weer terug aan het gesprek. Voor mij voelt het echt als een no-brainer: natuurlijk mag je je mening voor je houden. Soms heb ik er dus niet eens eentje. 😉
Bovendien doe je niemand kwaad door iets te denken. Een gedachte kan een ander niet beschadigen of kwetsen, niet als je geen actie onderneemt om ‘m uit te voeren of onder de ander zijn aandacht te brengen. Dan blijft het vormeloze energie die toevallig even in je opkwam en daarna weer verdween.
En een mening is feitelijk niets meer dan dat: een gedachte. Of een combinatie van een aantal gedachten die na zorgvuldige overweging tot stand is gekomen.
Heb je je gerealiseerd wat een mening eigenlijk is (niks), dan is het niet altijd meer logisch om er eentje te vormen of te verkondigen. Gewoon omdat het niet zo zinvol lijkt als het eerder misschien deed om alles wat je meemaakt te ondertitelen in je hoofd en andere mensen op de hoogte te brengen van jouw specifieke ondertiteling.
Zodoende kan er een situatie ontstaan waarin je je mening voor je houdt zoals Loesje suggereert. Of eentje waarin het muisstil blijft in je hoofd. Ook wel eens lekker misschien. 😉