We maakten er jaren geleden al een videootje over en de afgelopen week hoorde ik verschillende mensen in verschillende contexten uitspreken dat ze ‘iets niet leuk vonden’. Genoeg reden om hier weer eens een licht op te schijnen.
Wat is dat nu, ‘iets niet leuk vinden’? Er lijkt een voorval of situatie te zijn, nu of in de toekomst, en het poppetje dat we spelen ziet daar een bedreiging van zijn welzijn in. Of het past niet binnen de wensen die het heeft. We nemen iets waar, we beoordelen (soms razendsnel) wat het voor ons betekent en spreken vervolgens onze afkeuring uit. Alsof onze (ongevraagde!) mening over wat al gecreëerd is er daadwerkelijk iets toe doet. Alsof we kunnen sturen wat anderen doen of laten. Alsof het voor onze gesprekspartner ook belangrijk is om te weten wat wij ergens van vinden en bij voelen. Alsof de wereld en iedereen daarin zich aan moet passen aan onze voorkeuren.
‘Ik vind het niet leuk dat mijn zoon zo weinig van zich laat horen.’ Ik vind het niet leuk dat mijn collega een andere baan krijgt.’ Ik vind het niet leuk dat mijn vriendin gaat verhuizen.’ ‘Ik vind het niet leuk dat de bibliotheek uit ons dorp verdwijnt.’ ‘Ik vind het écht niet leuk dat jij zoveel weg bent.’
Degenen onder ons die in positief denken getraind zijn, communiceren dit waarschijnlijk als ‘ik vind het leuker als jij…’ of ‘ik zou het leuker vinden om…’
Het mag natuurlijk allemaal best hoor, maar in het kader van makkelijk leven, helderheid en je altijd al aanwezige welbevinden: als je goed kijkt zul je misschien zien hoe overbodig en egoïstisch het is, die ongevraagde mening overal over. Kinderachtig, durf ik zelfs te zeggen. Maar wel logisch als je ziet hoe we geconditioneerd zijn; hoe we gewend zijn te communiceren en alle zogenaamde ongemakken van het leven weg te fiksen.
Als ouders dragen we namelijk onbewust bij aan het misverstand dat ons persoontje het middelpunt van de wereld is (wat in zekere zin ook zo is) en dat die wereld wel een beetje aan onze eisen moet voldoen. Het kind dat in een chagrijnige bui thuis komt uit school en meldt dat het school ‘niets aan’ vindt, wordt vaak (bezorgd?) uitgehoord over de oorzaak van dit gevoel. Waarna we ook graag oplossingen aandragen, die meestal inhouden dat het kind op een andere manier zou kunnen kijken naar iets of iemand. dat het kind iets moet veranderen of zichzelf anders moet opstellen.
In plaats van het kind gewoon even dat chagrijnige gevoel te gunnen. Met compassie, liefde en kennis van de menselijke ervaring bij het kind te ZIJN en te zien dat een oplossing, als die al nodig is, vanzelf wordt gevonden.
Met het belangrijk maken van meningen en het fiksen van gevoelens wordt de kiem gelegd voor het idee dat alles moet gaan zoals wij dat leuk vinden. Het versterkt de illusie van controle. En later in het leven doen we hetzelfde bij onze partners, ouders en vriend(inn)en. Er wordt ongenoegen geuit en wij duiken in de details. We zoeken (mee) naar oplossingen en naar andere manieren om te kijken. We gaan meeDOEN. We denken om, we klagen mee, we relativeren, we verdedigen de ’tegenpartij’, vallen ‘m verbaal aan of verklaren zijn/ haar gedrag. We zetten aan tot actie of we sussen en we stellen gerust.
Of, zou ik willen zeggen, we realiseren ons dat het leven onze mening niet nodig heeft en zich niets aantrekt van ons verzet. Dan zouden we oprecht, vanuit inzicht, tegen onze gesprekspartner die iets niet leuk vindt kunnen zeggen: “ja, dat kan.” En er ZIJN voor en bij de ander in plaats van iets te DOEN.