Als je een klein beetje om je heen luistert is het opvallend hoeveel we praten en denken over (vaak andermans) denken. Zo hoor ik mensen dingen zeggen als: “je moet niet denken dat ik…” en “ze denken zeker dat wij…” en “nu denk je natuurlijk dat ik…”. Ook de volgende varianten komen voor: “ik denk dat ik …” en “wat denkt ze wel!”
Interessant toch? En ook zo onnodig, zodra je je realiseert dat de inhoud van ons eigen en andermans denken totaal niet relevant is. Als je kijkt naar bovenstaande voorbeelden zie je ook dat denken over denken vaak heel vreemde aannames of angstige manipulatie inhouden.
Met “je moet niet denken dat ik gek ben” bijvoorbeeld, willen we blijkbaar dat een medemens de (volgens ons) juiste gedachten over ons heeft. Een correct beeld in zijn hoofd. Namelijk het beeld dat wij willen en geen ander beeld. De ander moet niet denken dat ik gek ben (of lui of wat dan ook). Denken we dat andermans gedachten ons kunnen schaden, wellicht? Komt daar die wens tot gedachtemanipulatie op afstand vandaan? Voelen we ons niet veilig met het idee dat iemand iets ‘negatiefs’ over ons denkt?
“Ze denken zeker dat wij niets te doen hebben” is ook zo’n leuke. Het houdt een soort illusie van helderziendheid in. We doen alsof wij andermans gedachten kunnen lezen. Of het is speculatie. Je gokt op een bepaalde gedachtegang, misschien gebaseerd op eerder uitgesproken gedachten. Of gebaseerd op een blik in de ogen van de ander. Hier zit tegelijkertijd ook een soort verdediging in. ‘Ze’ denken iets van ons, maar het is niet waar, hoor. In dit voorbeeld: we doen heus niet niks. We zijn hartstikke druk!
“Nu denk je natuurlijk dat ik dat voor je ga oplossen” wijst wat mij betreft op voorspellende gaven. We nemen aan dat we weten wat de ander denkt. Of het duidt een soort achterdocht. En ook hier weer vertellen we op een verdekte manier en vast op voorhand dat het niet waar is wat er gedacht wordt. Een dubbele lus is dit dus. Je voorspelt wat de ander denkt en zegt direct ook even dat ze er helemaal naast zitten. Hilarisch, als je het goed bekijkt.
“Ik denk dat ik bij hem wegga” vind ik ook mooi en een aanwijzing dat we onze gedachten vaak serieuzer nemen dan onze daden. Want wie denkt over weggaan is nog niet opgestaan. Die is aan het denken. Wie denkt over verandering, is nog niet veranderd. Die is aan het denken. Wie denkt over het schrijven van een sollicitatiebrief heeft de pen of het toetsenbord nog niet aangeraakt. Die is aan het denken. Allemaal energieverspilling, als je het mij vraagt.
“Wat denkt ze wel!” klinkt mij nogal verontwaardigd in de oren en ook hier hoor je weer de implicatie dat wat er gedacht wordt niet klopt. ‘Ze’ moet iets anders denken. Er is een oordeel over andermans gedachten (die misschien oordelend waren over ons 🙂 ). Wellicht vinden we ook wat van de acties die daarop zijn gevolgd. Die mochten dus niet, volgens de denker.
Wat zou er gebeuren als jij en ik al dat denken niet (meer) zo belangrijk zouden vinden en daardoor de behoefte aan manipulatie, verdediging, oordelen en voorspellen wegviel? Ik voorspel ( 🙂 ) eenvoud in de onderlinge communicatie, grote helderheid en meer spontane actie.
We kunnen beginnen ons te realiseren, voor onszelf en de ander: ‘oh, je denkt zeker.’