Een baby heeft nog geen conceptueel brein. Het kan niet terugdenken zoals wij, niet vooruitkijken en geen abstracte ideeën entertainen. Als hij zijn ogen dichtdoet bestaat zijn wereld letterlijk niet meer. Net als voor ons wanneer wij in een diepe, droomloze staat verkeren. Dat is ook de reden dat kiekeboe spelen zo’n succes is bij die kleintjes. Leg een doekje over het gezichtje van de kleine en zijn hele realiteit verdwijnt.

Er komen nog geen gedachten op als ‘jeetje, hoe lang gaat het duren voor ik weer wat kan zien? Deden we dit spelletje gisteren ook al niet? En die man die boven de wieg hangt, ik neem aan dat het mijn vader is, kan die niets leukers bedenken? Heeft hij niets beters te doen? Ik groei hard uit dit rompertje, dus er moet wel geld verdiend worden, hè? En over hard groeien gesproken; die billen van mij lijken me nu wel groot genoeg. Ik voel dat er plooien ontstaan, dat kan niet gezond zijn. Misschien moet moeder veganistisch gaan eten, zodat haar melk niet zo vet is.’

In plaats daarvan beleeft de baby het hier en nu als een nieuwe creatie. In elk moment. Met geluiden, beelden, sensaties, smaken. Altijd fris en steeds weer verrassend (kiekeboe!), tot het conceptuele brein zich gaat ontwikkelen en er verhalen kunnen worden ‘gegenereerd’ en geloofd. Dat conceptuele brein is hartstikke handig natuurlijk. We kunnen daar afspraken mee maken, praten over abstracte dingen als een relatie of ‘morgen’ en plannen mee smeden. Heel cool. Maar ergens tijdens de rit van het leven gaan we in alle onschuld geloven dat de inhoud van het conceptuele brein onze wereld is, in plaats van deze creatie in het hier en nu. Met al die geluiden, beelden, sensaties en smaken.

In de wereld van het conceptuele brein zijn we continu in de ban van de verhalen in ons hoofd. Uit het verleden, over de ander, onze relatie, de toekomst, een carrière. En omdat het conceptuele brein dol is op patronen (dat werkt lekker efficiënt) sluipen daar ook vaste patronen in. Het verleden wordt dan een vaststaand verhaal met feiten. We kijken naar de ander en denken die te kennen, dus vullen we in wie hij of zij is. We geloven steeds dezelfde doemscenario’s, enzovoorts. En dat is op psychologisch vlak niet zo handig. We lijken vast te komen zitten.

Als dat gebeurt, vind ik het zelf altijd heel komisch om te denken aan zo’n klein baby’tje. Wiens realiteit alleen bestaat uit de creatie in het hier en nu. En me te realiseren dat dit voor mij ook nog steeds geldt, hoewel dat conceptuele brein wel ontwikkeld is. Maar als dingen er ‘moeilijk’ uitzien, kan ik die even met een imaginair (!) baby’tje bespreken. En constateren dat het kind totaal niet reageert op concepten en verhalen die ik heb. Stel je maar eens voor dat je tegen zo’n kleine zegt: “papa baalt enorm van het gedrag van mama hoor! Ze zou eens normaal moeten doen en zich niet zo aanstellen.” Of “je moet natuurlijk wel een fijne carrière beleven als je groot bent. Dat is heel belangrijk.” Er zal geen respons of bevestiging komen, dat garandeer ik je. En dat is een teken dat we te maken hebben met een conceptuele werkelijkheid.

Deze vergelijking maak ik omdat inzicht in de werking van de menselijke ervaring, en dus in het tot stand komen van die creatie in het hier en nu, als bijwerking kan hebben dat het conceptuele brein zich wat vaker koest houdt. Alleen in werking treedt als dat nuttig is voor een planning of autorijden of het herkennen van de fysieke verschijning van je collega. Het kan zomaar zijn, dat je de realiteit in elk moment meer en meer gaat ervaren zoals de baby. Als nieuw en fris en verrassend. Alsof dat doekje van je gezicht wordt getrokken wanneer je ’s ochtends wakker wordt. Of eigenlijk in elk moment, en je je verwondert over het verschijnen van de realiteit. Hé! Een wereld! Kiekeboe!



Share This