Een tijdje geleden hoorde ik een gesprek tussen een aantal vrouwen aan. Het ging over de mobiele telefoon. Die kreeg de schuld van heel veel dingen. Zo veroorzaakte het mobieltje, volgens één van de vrouwen, heel veel stress. Want het ding zorgde ervoor dat je altijd bereikbaar was. Gelukkig had zij daar wat op gevonden; zij zette haar telefoon alleen ’s avonds een uurtje aan. Zo had zij haar eigen potentiële mobielprobleem getackeld. Wel maakte de vrouw zich nog veel zorgen over de jeugd. Kinderen die hun mobieltje dag en nacht bij de hand hadden en er voortdurend mee in de weer waren. Dat kon niet goed zijn. Ze moesten lekker buitenspelen. Punt uit. Net als vroeger, voor het bestaan van die monsterlijke mobieltjes.

Een andere vrouw meende dat de mobiel zelfs een burn-out kon veroorzaken. Zij had een eigen bedrijf en het gevoel dat ze niet kon maken wat haar gesprekspartner deed. Want als zij haar mobiel uit zou zetten, zou dat haar absoluut klanten kosten. Die klanten verwachtten gewoon dat ze bereikbaar was, dus haar mobiel moest dag en nacht aanstaan en zij kon niet anders. Hét kon niet anders. Punt uit. Verder kreeg het mobieltje de schuld van de individualiteit van de huidige generatie jongeren, van oog- en nekproblemen en meer ellende. Verschillende oplossingen passeerden trouwens ook de revue in het gesprek. Allemaal gebaseerd op de aanname dat mobieltjes slecht waren. Er moest een minimum leeftijd worden gekoppeld aan het hebben van een eigen mobieltje. Ouders moesten paal en perk stellen. Scholen zouden hun steentje bij moeten dragen aan bewust mobielgebruik. De regering kon er misschien wat aan doen. De maatschappij moest veranderen! Want het mobieltje was de wortel van het KWAAD!

Ken je dit soort (lange) discussies? Waarin we tevreden vaststellen dat we het eens zijn met elkaar over wat er allemaal niet klopt of elkaar juist proberen te overtuigen van ons eigen gelijk met argumenten? Wat mij betreft zien we dan iets heel eenvoudigs over het hoofd. We wijzen iets buiten onszelf aan als de oorzaak van onze gedachte- en gedragspatronen. In dit verhaal dus de mobiele telefoon. In een ander verhaal is er misschien een manager, een karaktereigenschap of een maatschappelijke trend de gebeten hond. En daarmee draaien we in alle gevallen de zaken om.

Een mobieltje is namelijk een volkomen onschuldig en betekenisloos gebruiksvoorwerp. Alles wat we er aan ophangen, ‘positief’ of ‘negatief’, ons welzijn of onze afhankelijkheid, is een zelfverzonnen gedachte. Een bedachte relatie en niet waar. En dat geldt ook voor alle gevolgen van het al dan niet gebruiken van de mobiel die je verzint en zelfs (jezelf) kunt bewijzen. In werkelijkheid ben je als mens echter volkomen vrij in hoe je dingen ziet en wat je ermee doet. Al zegt de hele wereld (en jijzelf vooral!) dat je niet anders kunt omdat…..je bedrijf, je kinderen, je ouders, de maatschappij…Er is niets van buitenaf dat jou iets op kan leggen. Dat doe je helemaal zelf. In alle onschuld, omdat je gelooft wat je denkt (tot je het denken doorziet).

En zodra je een glimp opvangt van dit feit, ben je niet langer beïnvloedbaar en vrij. Vrij in je mobielgebruik en vrij in de eventuele regels die je met je kinderen afspreekt. Vrij van het oplettend om je heen kijken en wijzen wie het allemaal ‘verkeerd’ doet en vrij van het voorspellen wat de gevolgen zullen zijn. Vrij van het verzet en de strijd in je hoofd en het bedenken van oplossingen omdat er geen probleem meer is. Wellicht inspireer je nog eens iemand in je omgeving met die vrijheid van geest en onafhankelijkheid in je bewegen. De kinderen waar je je zo’n zorgen om maakt bijvoorbeeld? Of collega’s en mede-ondernemers?

De mobiel is door dit inzicht ineens weer een neutraal voorwerp. Er kan gezien worden dat de stress en de burn-out die eraan opgehangen werden simpelweg veroorzaakt worden door zelfbedachte en zelfopgelegde regels en verbanden. Goh. Waar zullen we het nu dan eens over hebben? 🙂

Share This