‘Hè, maar het regent helemaal niet!’ de jongste blijft stokstijf staan op het pad en kijkt mij verbaasd aan. Waarschijnlijk kijk ik verbaasd terug, heel waarschijnlijk zelfs want ik mis elke logica in deze uitspraak. Waar hij aan denkt is zeker niet waar ik aan denk; in mijn hoofd vind ik zo snel geen link tussen de vakantieboodschappen en het feit van niet-regenachtig weer. Op mijn verbaasde blik volgt de uitleg van zoonlief: ‘Ja, kijk dan, allemaal blootslakken!’
‘Ja, inderdaad allemaal slakken,’ zeg ik terwijl er een pijlsnelle reactie van vurende neuronen in mijn hoofd plaatsvindt:
Blootslakken – dat zijn naaktslakken – die houden van nattigheid – maar zoonlief heeft gemist dat het vannacht geregend heeft want toen sliep hij – daardoor heeft hij niet door dat de slakken nog midden op de stoep nagenieten van de regenbui.
De logica is gevonden, daarnaast is het concept De Favoriete Leefomstandigheden van de Naaktslak geactiveerd, de gedachtenkronkel van zoonlief is gesignaleerd en mijn brein zou al snel in de opvoedstand terecht zijn gekomen als mijn mond mijn gedachten niet al voorbij had gepraat:
‘Misschien zijn ze onderweg naar een belangrijke afspraak.’
‘Of ze gaan naar de supermarkt,’ is de vrolijke reactie van mijn zoon. Ik zie een winkel vol glibberige slakken voor mij. Wat volgt is een lollig gesprek tijdens ons tochtje naar de auto en verder. We spelen met het idee van een blootslakken-supermarkt.
Later, in de namiddag achter ons vakantiehuisje op het grasveld hoor ik zoonlief lachend in gesprek met de buurjongens. Hij komt terug op ons verhaal van de slakkenwinkel. ‘Heb jij wel eens een blootslak naar de supermarkt zien gaan?’ vraagt hij met zijn lolbroek-stem. Hij wil indruk maken.
‘Blootslakken bestaan niet, het zijn nááktslakken,’ is de, in mijn oren nogal botte, reactie van de oudste buursnotneus.
Had ik mijn zoon, als goede moeder, vanmorgen preventief moeten ‘beschermen’ tegen opmerkingen van botteriken door uit te leggen dat blootslakken eigenlijk naaktslakken heten? Is dat opvoeden: je zoon zelf herinneren aan de correcte benaming voor dit type slakken?
Hij weet het nu in ieder geval ook.
Is dat geen bewijs dat opvoedbemoeienis die ik vanmorgen oversloeg inderdaad helemaal niet nodig was? Waarom zou die botte opmerking van de buurjongen eigenlijk een probleem zijn? Waarschijnlijk gaat het mij helemaal niet om correcte taalgebruik van mijn zoon, het gaat hier om mijn persoonlijke angst dat mijn kind niet geaccepteerd wordt.
Ik ben bang.
Wat een onzin. Is het niet veel belangrijker dat ik hem accepteer? Is het niet ontzettend fijn als je door je moeder begrepen wordt? Mijn kind wordt maar lekker door anderen verbeterd. Zolang wij elkaar begrijpen, speel ik liever met hem. Ik zie dat hij helemaal oké is, dat communiceert altijd goed.
En trouwens, die vakantie-buurjongen is ook oké. Die zei ook maar wat er in hem opkwam. Mijn zoon kan er nu zelf voor kiezen om met hem te willen spelen of niet.
Wat de reactie van mijn zoon was?
‘Nou en? Ik bedoel toch ook naaktslak,’ zei hij tegen de buurjongen. ‘Dan moet je dat zeggen,’ vond die. ‘Snap jij anders niet wat ik bedoel?’ Mijn zoon keek de buurjongen aan en wachtte af. De buurjongen haalde kort zijn schouders op, het bleef even stil en daarna werd er gevoetbald.
Zo makkelijk.
Dit artikel is geschreven door gastschrijver Merel. Zij is één van de deelnemers aan de 3 Principles Practitioner Opleiding 2018. Merel is expert in onderzoekend leren en helpt onderwijsgevenden graag hun eigen stijl daarin te vinden. Met haar blogs op onze website deelt zij haar groeiende inzicht in de 3 principes in de hoop je te inspireren tot meer gemak!