Hij vertelt een verhaal van lang geleden. Over zijn dochter, destijds nog een peutertje, die plotseling ernstig ziek werd. Ze brachten haar naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis, waar de artsen het kind niet konden helpen. De kennis en apparatuur die een specialistische operatie vereisten waren niet aanwezig. Daarvoor moest ze naar een ander, academisch ziekenhuis. Het probleem was echter dat het meisje niet meer vervoerd mocht worden. Wat een dilemma. Blijven waar ze was zou waarschijnlijk haar dood betekenen; verplaatsen ook.
Hij was (en is) een religieus man, dus bad hij die avond tot zijn God. Aanvankelijk met het verzoek zijn dochtertje in leven te laten. Na een tijdje kwam er een grote rust over hem. Niet, zo vertelt hij nu ruim twintig jaar later, omdat hij er zeker van was dat het meisje zou overleven, maar omdat hij besefte dat alles goed was. Wat er ook zou gebeuren. Dát was waar hij op kon vertrouwen, realiseerde hij zich.
Ik vind dit het mooiste voorbeeld ooit van het inzicht dat omstandigheden je welzijn niet kunnen bepalen. Omdat het leven van binnenuit ervaren wordt en je welzijn een gegeven is. Het is wat er is voor we bedenken dat bepaalde dingen wel mogen gebeuren en andere dingen niet. Het is de standaardinstelling van de mens voordat wij het idee opvatten dat wij het leven moeten (en kunnen!) sturen, controleren en regelen. Het is wat we in essentie zijn.
Foto © Rob Tol