Ik ben er laatst achter gekomen dat ik nogal wat dingen probeerde te vermijden in het leven. Dag in dag uit was ik ermee bezig. Eigenlijk continu.
Alles wat me een onprettig gevoel zou kunnen geven probeerde ik met alle macht te voorkomen of te omzeilen. Want me tijdelijk minder fijn voelen? Daar had ik dus écht geen zin in.
Dan heb ik het niet eens over het vermijden van nuttige dingen, dingen die me oprecht pijn zouden kunnen doen. Voorbij razende auto’s of zoiets.
Nee, het gaat veel verder: ik vermeed alles wat ook maar enigszins onprettig was – het liefste zelfs dingen als honger en moeheid. Ik wilde altijd blij en energiek zijn. Door te weinig te eten zou ik wel eens chagrijnig kunnen worden of me slap gaan voelen. En als ik moe zou zijn, kon ik niet de dingen doen die ik wilde doen. Ik moest extreem hard werken aan mijn studie, omdat ik anders misschien het gevoel kon hebben dat ik faalde. Of me angstig(er) zou voelen dan ik wilde. Of me niet goed genoeg zou voelen als mens.
Om de kans te vergroten dat ik dat doel kon bereiken was ik continu druk. In mijn hoofd én mijn handelen.
Plannen, plannen en nog eens plannen om maar te voorkomen dat ‘het’ mis zou gaan. Om te zorgen dat ik nooit te weten zou komen hoe het voelt om een vak niet te halen, leerde ik harder dan waarschijnlijk nodig was. Waar ik dan dus weer veel stressgedachten van kreeg en waar ik me zodoende alsnog slecht van ging voelen. Ik ging het huis niet uit zonder een flesje water, want ik hou er niet van om uitdrogingshoofdpijn te voelen. Ook moest er altijd een snack in mijn tas. O wee als ik eens een rommelende maag zou krijgen. Zelfs als het feestje nog gezellig was, moest ik weg zodra de eerste tekenen van moeheid zich aandienden. Ik moest de volgende dag tenslotte wél genoeg energie hebben om alle andere dingen op mijn ellenlange to-do lijst af te krijgen (die overigens alleen die lengte had door mijn absurde vermijdingsgedrag). Twee weken voor ik tentamens had draaide mijn hele leven er al om, aangezien falen geen optie was maar ik wel dacht dat ik dat ging doen. En dus moest ik blijven studeren om het noodlot af te wenden.
Alsof het erg is om je een keer even wat minder goed te voelen. Spoiler alert: dat is het niet.
Alsof die negatieve of oncomfortabele gevoelens niet vanzelf weer over zouden gaan. Wat natuurlijk wel gebeurt. Blijkbaar zat die angst stiekem wel ergens in mijn achterhoofd. Zonde van mijn tijd en energie – uiteindelijk zou het me niet eens lukken om zo’n naar gevoel vast te houden als ik het probeerde. Wat het onconfortabele gevoel ook is (angst, verdriet, of wat voor jou van toepassing is), het komt net als alle andere gevoelens voort uit je gedachten. En gedachten? Die zijn altijd van voorbijgaande aard.