Jaren geleden was ik als toeschouwer aanwezig bij een zogenaamde familie-opstelling. Vanuit de wens helderheid te krijgen over een bepaald vraagstuk werden er ‘representanten’ opgesteld die een rol kregen in een situatie die zich lang geleden afspeelde. Het doel was vrijheid te verwerven voor degene die in het nu last had van dat verleden. Ik keek geïnteresseerd en nieuwsgierig toe, zonder te weten hoe zo’n opstelling werkte. Het was een heel beladen verhaal wat er neergezet werd. Het ging over oorlog, verraad, haat, angst, dood, schuld en onschuld. Er waren Joodse mensen en Nazi’s bij betrokken. Iedereen kroop als vanzelf in zijn rol en speelde ‘m met verve. Op een zeker moment zat er weinig beweging in de situatie. “We hebben hier nog iets anders nodig,” stelde de opstellings-deskundige mevrouw vast. Ze keek de kring rond en haar ogen bleven op mij rusten. “Jij,” zei ze. “Ga jij maar in het midden staan. Jij bent God.”
Verbaasd en braaf nam ik mijn plaats in, zonder te weten wat ik moest doen of wat er eigenlijk van mij verwacht werd. Ik keek om me heen en ineens had ik een heel ander perspectief. Zag ik dat alle medespelers hetzelfde waren. Dat iedereen volkomen onschuldig was in zijn handelen. Vanuit dat gezichtspunt viel er niets te vergeven, niets te verwerken, niets los te laten, niets op te lossen, nergens tegen te vechten, niets af te sluiten, niets te doen. Niets was persoonlijk, alles was liefde, iedereen was ik.
Het mooie is, dat we allemaal dat perspectief kunnen hebben. Het zit al in ons. Onder of vóór het persoonlijke denken en de rol die we spelen, de oordelen die we hebben en verhalen die we creëren. Daar is geen schuld of angst. Daar zijn vergeving, verwerking, loslaten, oplossen, vechten en afsluiten niet meer dan concepten en niet meer nodig.
Foto © Rob Tol