Deze week sprak ik twee mensen over ‘vertrouwen’. De één stelde dat niemand te vertrouwen is. De ander was tot de ontdekking gekomen dat het hele begrip ‘vertrouwen’ een verzonnen gedachte was. De eerste conclusie was een reactie op een gebeurtenis, de tweede betrof een min of meer spontaan inzicht. Daar zit een wereld van verschil tussen, zo zag ik.
De eerste stelling hielp niemand. Er was boosheid en frustratie. Conclusies trekken over mensen, acties en de wereld vertroebelt onze blik en bovendien kan zo’n mening (‘niemand is te vertrouwen’) veranderen, weerlegd worden of vervagen in de loop der tijd. Er zit geen waarheid in.
Het inzicht daarentegen, werkte verhelderend. Het ging over de aard der dingen. In dit geval: waar een concept als ‘vertrouwen’ nu eigenlijk uit bestaat. Wat ingezien werd, was het volgende: als we gedachten geloven zoals ‘hij/zij/de wereld/het leven zal doen wat ik verwacht of wil’, dan is er een gevoel van vertrouwen. Geloven we echter gedachten als: ‘hij/zij/de wereld/het leven doet misschien niet wat ik verwacht of wil’, dan wordt er geen vertrouwen ervaren. Het verschil is dus één gedachte. Het concept vertrouwen heeft geen enkele substantie van zichzelf.
Dit inzicht kan ervoor zorgen dat je simpelweg met open blik kijkt naar wat hij/zij/de wereld/het leven in ieder nieuw moment doet en dat je daar vervolgens een gezond-verstand-respons op hebt, als dat nodig of prettig is. (Niet meer met iemand afspreken die drie keer heeft laten zien dat hij zich niet aan afspraken houdt, of iets dergelijks. Zonder overigens diegene het label ‘onbetrouwbaar’ op te hoeven plakken of hem te veroordelen. Zonder een verhaal van niet-vertrouwen op te hangen over deze persoon en eventueel de rest van de mensheid.)
Foto © Rob Tol