Er hing een dichte mist over het meer in Petersfield die ochtend. Ik wist ongeveer waar de overkant zou moeten zijn en wat zich daar bevond, maar waarnemen kon ik het niet. Het zicht beperkte zich tot een paar meter, al werd het langzaam beter.
Ik had geen enkele behoefte om die mist weg te jagen, om wild om me heen te wapperen om er sneller vanaf te zijn dan de natuur nodig achtte. Ook was ik niet onzeker over het bestaan van de oever aan de overzijde, al was die nu op geen enkele manier te bespeuren. Gelukkig twijfelde ik daardoor niet aan mijn ogen. Ik baalde niet van de mist, ik vroeg me niet af waar ‘ie vandaan kwam en hoe lang het zo nevelig zou blijven. Het was gewoon een weersomstandigheid. Ik twijfelde niet aan de aanwezigheid van de zon en de heldere lucht achter de mist en genoot simpelweg van het tafereel dat voor mij lag.
Soms hangt er een dichte mist van benauwende gedachten in je hoofd. Daar hoef je niets van te vinden en niet tegen te vechten. Je kunt er zeker van zijn dat je helderheid daarachter intact is, al zie je ‘m nu even niet. Het klaart vanzelf een keer op.