Ze begon al heel jong met het gebruik van marihuana en raakte verslaafd. Haar ouders stuurden haar naar een kliniek om er vanaf te komen. Toen begon ze stevig te drinken. Na een tijdje werd ze gedwongen om deel te nemen aan een afkickprogramma waar ze leerde om te gaan met haar zucht naar alcohol. Daarna ontwikkelde ze een eetstoornis. Opnieuw kwam ze in een kliniek terecht in een poging om de cyclus van uithongeren, volproppen en overgeven te doorbreken. Vervolgens ging ze aan de cocaïne. En naar weer een andere kliniek. Psychiaters gaven haar labels als bipolair en depressief. Haar ouders waren soms wanhopig, soms heel erg kwaad en meestal enorm verdrietig. “De ene verslaving is nog niet voorbij of een andere dient zich aan,” verzucht haar moeder. “Dit kind heeft zoveel problemen!”
Ik zag er maar één en het was niet eens een probleem. Het was een eenvoudig misverstand. Het meisje had veel angstige en onzekere gedachten die ze geloofde. Natuurlijk voelde ze zich daardoor vreselijk en niemand wil zich zo voelen. Dus ging ze, op haar manier, op zoek naar een oplossing die de pijn zou verzachten. Vrienden die hasj rookten leken er ontspannen van te worden, dus dat probeerde ze eerst. En een tijdje werkte het ook, totdat ze er gek van werd. Toen ze met de marihuana stopte, was de emotionele pijn er nog steeds. Er was niets veranderd. Ze had alleen geleerd dat deze drug niet het antwoord was en dat er iets mis met haar was.
Ze wist nog steeds niet hoe haar gedachten haar realiteit creëerden van moment tot moment, dus ging ze in haar onschuld op zoek naar een andere oplossing voor de pijn. En nog een andere. En nog een andere. En nog een andere. Ze wilde zich zó graag beter voelen, maar niemand had haar ooit verteld dat ze welzijn en geestelijke gezondheid in haarzelf kon vinden. Dat het daar nooit weg was geweest, maar slechts verborgen zat onder die laag onzekere gedachten.