Als je je kind voor de eerste keer in je armen hebt en in de oneindige diepte van die ogen kijkt, realiseer je je: ‘ik weet wie jij bent’.
Het is de herkenning van de prachtige essentie van dit kleine menselijke schepsel dat zich op wonderbaarlijke wijze in jou heeft gemanifesteerd. De kern van dit kind, die niets te maken heeft met zijn of haar naam, met het geslacht, met het uiterlijk, met de persoonlijkheid of met het gedrag. Wat je ziet is de essentie die vóór deze vormen aanwezig is.
Daar ligt de verbinding met het Allesomvattende, het Universele, het Goddelijke, als je het zo wilt noemen. Daar is je kind uit voortgekomen en altijd een deel van. Het wordt weerspiegeld in die ogen die nog geen idee hebben gevormd van wat ze waarnemen.
Kun je die essentie nog steeds zien als het kind een tegendraadse peuter met woede-aanvallen is? Als het een onwillig schoolkind speelt? Puberale kuren en ‘onaangepast’ gedrag vertoont? Misschien zelfs een ‘stoornis’ ontwikkelt? Als het kind een kant opgaat die wij niet wenselijk of zelfs schadelijk achten?
Het is een kunst om je ook dán bewust te blijven van die essentie. Ook al is die misschien niet direct meer te zien in die van jou wegkijkende ogen. Ogen met een boze, afstandelijke, gefrustreerde of verdrietige blik. Het is een uitdaging om dan nog steeds te kijken naar wat er vóór de uiterlijke verschijning, het gedrag of de stoornis ligt. Het vereist een groot vertrouwen in het Allesomvattende, het Universele, het Goddelijke. Maar het kan en het is in mijn ervaring de manier om de verbinding intact te houden. Om voorbij te gaan aan je angst en de liefde te laten stromen.